zaterdag 3 mei 2008

In Frankrijk publiceerde het Nationaal Instituut voor Gezondheid en Medisch Onderzoek (INSERM) vorig jaar haar rapport over “gedragsstoornissen bij het kind en de adolescent” op haar website. Schrijver, psychoanalyticus en kunsthistoricus Gérard Wacjman maakte hierover een stuk dat verscheen in Le Monde van 4 maart 2006.


Hier is ie dan, de baby delinquent*
Gérard Wacjman

(Le Monde, 4 mars 2006)


Ja, ik heb het gelezen, het rapport over "Gedragsstoornissen bij het kind en de adolescent", een collectieve expertise, gerealiseerd door het Institut National de la Santé et de Recherche Médicale (INSERM). Gebruik maken van de medisch ogende notie 'gedragsstoornissen' wil dit bij kinderen onder de 36 maand de voortekenen van delinquentie opsporen teneinde deze later te voorkomen.

Als er dan toch een antwoord moet komen op dat soort onderneming, dan lijkt het nog het best om daar zo ruim mogelijk publiciteit voor te maken, dat onderzoek moeten we kenbaar maken aan het grote publiek, aan 'de bevolking' die daarvan het voorwerp is, zonder daar iets van te weten. Daarin stelt men bijvoorbeeld dat "het geweten is dat agressiviteit, ongezeglijkheid en zwakke emotionele controle tijdens de kindertijd gedragsstoornissen in de adolescentie voorspellen". Heel wat ouders zullen daarbij meteen een ongemakkelijk gevoel krijgen, en dus verduidelijkt men graag dat deze gedragingen moeten onderscheiden worden van 'normale gedragingen'. Fysieke agressie, leugentjes en diefstalletjes komen inderdaad vaak voor bij het kleine kind. 'Abnormaal', zegt men, wordt dat pas als dergelijk gedrag blijft voortbestaan na een bepaalde leeftijd, waarbij onze experts het erover eens zijn dat de grens vier jaar is.

In het zogenaamd moeilijke kind begint dus de baby delinquent door te schemeren. En daarom, menen de experts, kan men best al vanaf 36 maand een systematische medische screening doen. Daartoe zou dan ook al wie actief is in de gezondheidszorg, vertrouwd moeten zijn met de definiërende criteria van die gedragsstoornissen; dat geldt niet alleen voor medische diensten, maar ook voor scholen, en zelfs voor kinderkribbes. Zo wordt het perspectief gecreëerd van een kind waarvan gedurende heel zijn schoolloopbaan een medisch dossier wordt bijgehouden over zijn 'gedragingen'.

Hoewel dit INSERM-rapport online staat (http://www.inserm.fr/), is het toch niet meteen verondersteld gekend te zijn door degenen die het viseert. Er wordt integendeel zelfs verondersteld dat zij het niet zullen kennen. 'De bevolking' is dus slechts een dood voorwerp van statistiek, zonder ogen, oren, mond. Experts spreken slechts met experts, experts ondereen. Alles wijst erop dat die van het INSERM-rapport op geen enkel moment veronderstellen dat dit zal gelezen worden door 'de bevolking'. Want inderdaad, voor wie geen deel uitmaakt van de professionels de la profession, om het met Godard te zeggen, moet dit rapport een verschrikking zijn. Ook wie zich heeft laten inpakken door de huidige obsessie met veiligheid zal daardoor wakker schrikken. Vanuit een veralgemeende sfeer van verdachtmaking die toekomstige slachtoffers en daders verenigt in één en dezelfde verzameling, 'de bevolking' geheten, pleit dit rapport er immers voor om ons, samen met onze kinderen, permanent onder toezicht te plaatsen. In dat opzicht is dit rapport wel radicaal democratisch: iedereen kan schuldig blijken te zijn. 'De bevolking' als dusdanig is een risicogroep geworden, een potentieel gevaarlijke klasse. En dus moet 'de bevolking' in haar geheel permanent medisch gesurveilleerd worden, en dat zo vroeg mogelijk. Anderzijds moet ze ook zo tijdig mogelijk heropgevoed worden, elke ouder moet immers in staat zijn om in zijn of haar ongehoorzame of agressieve spruit van onder de drie jaar de vandaal te herkennen die daarin nog sluimert of al aan het ontwaken is.
Die ouders willen wij waarschuwen: ze moeten niet alleen hun kinderen surveilleren, maar ondertussen worden ze zelf ook gesurveilleerd, door de geneeskunde, die immers als enige gemachtigd is om het 'risicokind' te identificeren.

Met de veralgemeende medicalisering instilleert het INSERM-rapport meteen ook een veralgemeende criminalisering van de maatschappij. Iedereen schuldig! – toekomstige, potentiële of ongeweten schuldigen: zij, wij dus, mogen in elk geval niet, nog niet, zelf weten wat experts nu al weten. Hoewel dat rapport, qua conceptie, 'de bevolking' aangaat en viseert, wordt het tegenover die 'bevolking' toch geheim gehouden. Dat kan maar één ding betekenen: het uiteindelijke adres van dit expertenrapport is de macht, met zijn verschillende agenten. Als elke onschuldige een potentiële schuldige is, dan wordt al wie actief is in de gezondheidszorg of de opvoeding meteen ook een potentiële agent van de macht. Persoonlijke instemming doet daarbij niet terzake, men doet dat in naam van de wetenschap – en wil die niet het beste voor ons?

Dat leidt tot twee actiepunten. Als iedereen in de gezondheidszorg meteen een opzichter wordt, dan is het niet onbelangrijk dat iedereen daar kennis heeft van inhoud en draagwijdte van dat rapport. Zodoende krijgt men minstens de vrijheid om zelf een keuze te maken. En dat is dan ook wat aan het gebeuren: men moet maar eens een kijkje nemen op http://www.pasde0deconduite.ras.eu.org/.

Vervolgens is het van het hoogste belang om die 'bevolking' zelf, die niet meteen beroepshalve met gezondheidszorg bezig is, te verklappen dat ze in het oog gehouden wordt, dat ze wordt gecontroleerd en geëvalueerd, door allerhande medische, psychiatrische en psychologische experts. "Het maakt wel degelijk een verschil als het volk is voorgelicht", aldus Montesquieu in de proloog van "L'esprit des Lois". Niet de 'bevolking', maar het volk, iedereen persoonlijk dus, subjecten die spreken, die denken en die dus zijn. Wie zich tot het volk richt, richt zich tot onze vrijheid. Zo kan men vernietigde subjecten restaureren.

Wat eertijds een goddelijk attribuut was, de alziendheid, het vermogen om alles te zien zonder zelf gezien te zijn, dat is heden een attribuut van de seculiere macht geworden, dankzij wetenschap en techniek. We zijn het tijdperk van de onbegrensde blik van de meester binnengetreden. Een tijd van een mens zonder schaduw, van een subject dat transparant van lichaam en ziel is, al vanaf zijn geboorte, en liefst al lang daarvoor. Het intieme, dat ooit gedefinieerd werd als een geheime kamer, zonder inkijk, wordt heden van alle kanten en van naaldje tot draadje gefouilleerd, gesondeerd, geëxpertiseerd als we dat zo mogen zeggen. Het INSERM-rapport kadert in dat grote intrusieve dispositief van controle op het intieme. Daarom lijkt het mij nodig om dat zichtbaar te maken, om die blik te ontbloten.

Van daaruit verstaat men uiteindelijk waarom het INSERM-rapport de psychoanalyse van de kaart probeert te vegen. Dat kan moeilijk anders. Elk symptoom transformeren in een 'gedragsstoornis', betekent dat men het lijden verheft tot een dreiging en de doofheid tot actiemiddel; en dat komt inderdaad neer op een evacuatie van het subject. De psychoanalyse is het discours van subjecten, ze luistert naar het subject dat denkt en dus is, het subject dat lijdt, dat spreekt of er niet in slaagt om te spreken. Wie het ene uitveegt, veegt meteen ook het andere uit.

Ook hier weer komt het erop aan om dat uitvegen te tonen, om dat zichtbaar te maken, zodat iedereen de echte inzet kan inschatten van wat heden her en der over de psychoanalyse wordt verteld. De psychoanalyse is geen zaak voor psychoanalytici alleen, ze is de zaak van elk subject. Hierin draagt iedereen zijn eigen verantwoordelijkheid.

* Vertaling door Lieven Jonckheere

Geen opmerkingen: