Lang geleden schreef Luc Vander Vennet dit artikel over kinderen en hun zogenaamde "ongelukken"; een thema dat nu, 16 jaar later, nog steeds brandend actueel is.
KINDEREN EN HUN ONGELUKKEN
Enkele psychoanalytische beschouwingen
Luc Vander Vennet
Enige tijd geleden verscheen in de Vlaamse pers een artikel omtrent ongevallen in de huiskring als grootste doodsoorzaak bij kinderen tot 14 jaar. Aanleiding tot dit artikel was een vreemdsoortige tentoonstelling van een ‘Reuzenhuis’ dat men in Charleroi en nadien in enkele andere steden kon gaan bezoeken (1992). Niet geheel nieuw, want enkele jaren geleden reeds te zien in Brussel, nadien het hele Franse land doorgetrokken en binnenkort blijkbaar bij ons in Vlaanderen te verwachten. Het ‘Reuzenhuis’ is het idee van een Franse pediater die, wij citeren: “overmand raakte door schuldgevoelens bij de confrontatie met de eindeloze reeks breuken, brandwonden, gevallen van elektrocutie en andere vormen van onheil die elke dag haar wachtkamer vulden.”
Als antwoord hierop ontstond het “Reuzenhuis”, een huis waarvan “de afmetingen en verhoudingen, volwassenen in kinderschoenen doet staan om op die manier vaders en moeders bewust te maken van de gevaren die kinderen dagelijks lopen.” Een vorm van voorlichting dus, met tussendoor ook nog wel een ander pragmatisch doel. Want, “de kosten die verbonden zijn aan ongevallen waar kinderen bij betrokken zijn, liggen zeer hoog, hoger zelfs dan alle kosten die men uitgeeft, over alle leeftijden heen, voor hart-en vaatziekten en voor kankers!” Een toch wel indrukwekkend statistisch gegeven.
Dergelijke preventieve voorlichtingsmethode, die verdacht veel weg heeft van een soort pretpark dat als kermisattractie van stad tot stad rondtrekt, zou normaal gezien niet veel meer dan een minzame glimlach verdienen, ware het niet dat een punt geraakt wordt waar we in de kliniek met kinderen en jongeren nagenoeg dagelijks mee geconfronteerd worden. Onze vraag bij het lezen van hoger geciteerd artikel, dat overigens door verschillende media werd besproken en dus het ruime publiek bereikt heeft, was dan ook of wij vanuit een psychoanalytische positie ons konden beperken tot alleen maar deze glimlach, om verder een volkomen stilzwijgen te hanteren? We kennen ze immers ook — die kinderen en al hun ongevallen — en beluisteren dagelijks hun verhaal omtrent dat ‘Reuzenhuis’ waarin ze elk voor zich hun eigen kleine mythe dienen te construeren, wat niet zelden met de nodige breuken, verwondingen en ongelukken gepaard gaat. Vaak stille getuigen van een particulier lijden dat steeds opnieuw met gips en kleefpleisters wordt omwonden en dichtgekleefd. Waardoor ze dan ook niet zelden gedoemd zijn zich eindeloos te herhalen en soms, bij elke nieuwe herhaling, steeds drastischer, steeds dramatischer te werk te gaan. Om dan ook telkens met grotere pleisters ‘verholpen’ te worden. Hebben we dan wel het recht om te zwijgen, of hebben deze kinderen en hun ongelukken niet het recht om gehoord te worden? Gehoord dan wel op een andere wijze te verstaan dan dat doorgaans wordt ingevuld. Het recht op een psychoanalytisch gehoord worden, of om in de persterminologie te blijven, een psychoanalytisch recht op antwoord!
*
* *
De inspirator van het ‘Reuzenhuis’ heeft het op de eerste plaats over de eindeloze reeks breuken die haar wachtkamer vullen — merken we daarbij meteen op dat het subject van bij de aanvang reeds verdwijnt want het zijn de breuken die de wachtkamer vullen — waarop ze een antwoord wil bieden door de ouders voor te lichten over de vele gevaren in huis, zoals trappen, balkons enz. Wie, als clinicus werkzaam in de praktijk, heeft ze inderdaad nog nooit
over de vloer gehad, de verzamelaars van breuken, verwondingen enkwetsuren allerhande? Wouter bijvoorbeeld, een twaalfjarige jongen, opgenomen in onze instelling naar aanleiding van een reeks delinquente feiten, plots begonnen en op korte tijd opgelopen tot een indrukwekkende lijst die een tussenkomst van de jeugdrechter en een plaatsing bij ons
noodzaken. Plots begonnen? Eigenlijk reeds voorafgegaan door een jaar van opeenvolgende kwetsuren en breuken. Laatst nog een valpartij van de trap, van de hoogste trede naar beneden in de diepte. Niemand heeft het opgemerkt of is er althans langer blijven bij stilstaan. In de sociale anamnese in het dossier wordt er zelfs geen melding van gemaakt. Door de ouders wordt het tussendoor wel genoemd, met de enigszins bevragende vaststelling achteraf, dat zich dergelijke breuken en valpartijen nogal vaak hebben voorgedaan de laatste tijd. Echter zonder veel meer. Wel heeft men aangevoeld dat Wouter niet meer dezelfde was sinds hij die dag van schoolreis is teruggekomen, nu iets meer dan een jaar geleden. Een school-
reis met een dramatisch einde, een leerkracht en twee leerlingen hebben er immers het leven verloren ten gevolge van een ongelukkige val in de diepte. Er was een lange nabegeleiding voorzien door een deskundig team om de leerlingen de schok emotioneel te helpen verwerken. Wouter was echter nooit meer de Wouter van voordien geworden. En hij viel en brak, en viel opnieuw en brak opnieuw. Het ‘Reuzenhuis’ zou hier waarschuwen voor die gevaarlijke trappen in huis, maar het onbewuste is met die voorzichtigheid niet geholpen, noch gediend. De breuken spreken en vertellen hun verhaal, dat echter in gips wordt gesmoord. Waar het subject en zijn verlangen wordt miskend, insisteert het onbewuste in zijn vraag gehoord te worden. De misdaden die op de periode van de breuken volgen, lijken dan ook wel het allerlaatste middel, verrassend en onbegrijpelijk maar tegelijkertijd onthullend als men vaststelt dat zij hun aanvang nemen op de verjaardag van het dramatisch accident. Een leraar en zijn twee leerlingen ... een vader en zijn twee kinderen. En in het spreken ontstaat een verhaal, het verhaal van Wouter op schoolreis, heimelijk en in alle stilte de bekoorlijke stagiaire aanbiddend die hem echter geen aandacht schonk, want meer oog hebbend voor en steeds in de buurt blijvend van die leraar, die te haten leraar die Wouter in de weg stond. En viel! En sindsdien bleef Wouter vallen en breken. Het is duidelijk dat de schuld, zolang zij niet herkend en gehoord is, teruggebracht naar zijn oedipale oorsprong, zijn tol blijft eisen en zich met kleefpleister en gips het zwijgen niet laat opleggen. Een schuld die in de breuken reeds zijn verhaal vertelde maar in het pediatrische ‘Reuzenhuis’ geen luisteraar vond. Bij een afdoend antwoord was de delinquente noodkreet misschien niet meer nodig geweest?
Sommigen wijzen u nochtans uitdrukkelijk zelf de weg. Zoals Bart die, na mij verteld te hebben over zijn laatste beenbreuk, er zelf aan toevoegt: “Vindt ge dat zelf ook niet vreemd meneer, dat ik telkens het vakantie wordt, iets breek of een ongeluk tegenkom ?“ Dit zijn klinisch vruchtbare momenten die men niet kan of mag laten voorbijgaan, gezien er iets verschijnt van een subjectieve ondervraging en een dwingend appel op herkenning. Ik luister dan ook en nodig uit daarover verder te spreken. Zijn vorige beenbreuk gebeurde ook op een moment waarop de vakantie voor de deur stond. Bart viel toen over de balustrade van een balkon op de eerste verdieping van het huis waar hij toen verbleef. Het ‘Reuzenhuis’ zou waarschuwen voor die gevaarlijke balkons en hoe voorzichtig men daarmee moet zijn met kleine kinderen, maar Barts verhaal onthult een geheel andere waarheid. Sinds zijn vader overleden is, heeft moeder een nieuwe relatie aangeknoopt met een vreemdeling. Sindsdien is zijn plaats bij moeder in huis in het gedrang gekomen. Onder het mom van allerlei drogredenen begon voor hem een lange rij van internaten, kolonies enz.
Elke naderende vakantieperiode betekende dan ook het gespannen afwachten van het onzekere antwoord op die vraag: zal ik naar huis kunnen of niet? Kort voor de vakantie kwam moeder hem opzoeken en Bart had haar zien aankomen waardoor hij haar met blijde verwachting tegemoet liep. Toen hij beneden kwam sloeg moeder, die ondertussen reeds geregeld had wat er moest geregeld worden, de deur van de taxi dicht en reed weg. Diezelfde avond ‘viel’ Bart over het balkon. Het rapport vermeldt de breuk, de oorzaak, de aard van de fractuur ... maar verder worden geen vragen gesteld. Bart bleef die vakantie in het gasthuis en was lastig want ... door zijn been in het gips kon hij maar aan weinig activiteiten deelnemen.
Ondertussen zijn we een jaar verder en is er een kind geboren uit de nieuwe relatie van moeder. Sindsdien is Bart teruggetrokken in een fantasiewereld waarin hij o.a. wordt gefascineerd door de wolken en de beelden die hij daarin ziet verschijnen, waarvan hij overtuigd is dat ze voor hem een boodschap inhouden. Zonder daar hier veel verder te kunnen op in gaan, vermelden we alleen het belangrijkste beeld, dat van de drie regenbogen die in een bepaalde verhouding t.o.v. elkaar staan. Bart weet mij te vertellen dat bij het zien van dit beeld een gedachte zich aan hem blijft opdringen: “als één van die twee regenbogen er niet geweest was, dan zou die derde er ook niet geweest zijn’. Een metafoor die geen verdere commentaar behoeft als een voor zich sprekende getuige van een onbewust proces dat, voor iedereen onopgemerkt, zich in alle stilte heeft voltrokken om zich bij een volgende vakantie plots te ontladen in een hevig conflict tussen Bart en die ‘vreemdeling’ over de manier waarop het nieuwe kind moest opgevoed worden. Conflict waarin moeder partij trok voor haar partner en Bart in diens bijzijn op zijn plaats stelde. Vernedering en bedrog waarin de valpartij van het vorig jaar zijn yolle betekenis kreeg toen Bart zijn moeder woedend in het gezicht slingerde: “Weet gij wel dat ik voor u door het raam gesprongen ben ?“ Plotse onthulling van een subjectieve waarheid waarop moeder zich daags nadien liet opnemen in een psychiatrische instelling en Bart terug op kolonie verdween. Een volgende vakantie herhaalde zich een gelijkaardig conflict en kort daarop werd Bart betrokken bij een “ongeval”. Hij werd aangereden door een wagen vol met “vreemdelingen” en belandde opnieuw in het gasthuis. “Is het niet vreemd meneer, dat ik telkens het vakantie wordt iets breek of een ongeluk tegen kom?“ We laten het verhaal voor zich spreken.
We eindigen het onderwerp van de breuken met een gelijkaardige valpartij van een balkon. Eddy moet, samen met zijn ouders, op de jeugdrechtbank verschijnen, alwaar hij verneemt dat de jeugdrechter, gezien de begane misdrijven, een plaatsingsmaatregel neemt. Wanneer hij buitenkomt uit het kabinet van de jeugdrechter en met zijn ouders door de gangen van het justitiepaleis loopt, “valt” hij onverwachts door het raam, over de balustrade. In deze situatie is het ditmaal voor iedereen duidelijk dat het niet meer om een ongeluk gaat. Het accident wordt geïnterpreteerd als een suïcidepoging tengevolge van de emotionele schok die Eddy opliep toen hij gehoord had dat de jeugdrechter hem zou plaatsen. Ditmaal lijkt dus wel iets gehoord en erkend te zijn, maar in de latere therapeutische sessies blijkt dat het evenzeer om een flagrante miskenning gaat, die bovendien een heel duidelijk doel heeft. Een onbewuste waarheid laten verschijnen is namelijk iets anders dan iets toedekken met een psychologiserende verklaring. Want in de kuur onthult zich in het ‘spreken’ van het subject een veel oudere waarheid die niemand nog wou zien verschijnen. De passage â l’acte van het door het raam springen op de rechtbank, bracht immers bruusk een oud familiegeheim, dat door iedereen reeds lang werd doodgezwegen, opnieuw in scène. Jaren geleden, nog lang voor Eddy geboren was, was de vader in hetzelfde gerechtsgebouw veroordeeld wegens incest met zijn oudste dochter. Na het vonnis vernomen te hebben, wierp de vader zich toen in de gang van het justitiepaleis door het raam. Na zijn gevangenisstraf kwam de vader terug in het gezin en werd Eddy geboren. Het vroegere drama werd uitgewist en door iedereen ‘vergeten’, om jaren later door de zoon in zijn passage l’acte als onbewuste waarheid abrupt gereveleerd te worden.
Een gevalsfragment waar veel kan over gezegd worden en dat verschillende facetten inhoudt. Er is vooreerst de herhaling door de generaties heen van wat in vorige generaties niet is opgelost, wat geweerd is uit de geschiedenis en daardoor blijft woekeren in al zijn bizarre en symptomatische vormen bij de kinderen uit de volgende generatie. We kunnen immers gerust samenvatten dat al het probleemgedrag van Eddy, waarvoor hij uiteindelijk bij de jeugdrechter was terechtgekomen, verband hield met die sluimerende zoektocht, het insisterend ondervragen van iets wat niet meer werd gezegd, geen plaats kon krijgen in het spreken. Het blijft, ook na jarenlange klinische ervaring, telkens opnieuw een onthutsende vaststelling hoe een bewust volkomen geïgnoreerde waarheid plots verschijnt en de achtergrond van zoveel onbegrijpbare zaken lijkt te zijn, waaruit niets anders kan geconcludeerd worden dan dat het onbewuste wist — afgeleid uit de haperingen, de kloven en coupures in het spreken van de ouders, de gaten in de geschiedenis — waar het bewuste volstrekt onwetend over was. Een niet-wetend weten zoals we van Freud hebben geleerd.
Maar verder is er de opmerkelijke identificatie, waarbij de zoon, zelf in volle herleving van het eigen infantiele oedipale complex bij de aanvang van de puberteit, de schuld van de vader erft, We willen daar hier echter niet verder op ingaan en vooral blijven stilstaan bij een ander facet dat voor deze tekst belangrijk is. Het feit namelijk dat in tegenstelling tot onze vorige gevalsstudies, waar elke subjectiviteit in de ‘ongelukken’ van het kind werd miskend, ditmaal door iedereen ogenblikkelijk een subjectieve achtergrond aan de valpartij werd toegeschreven. Niemand twijfelde eraan dat dit vallen geen toeval was en iedereen schreef het onmiddellijk een subjectieve intentie toe: suïcide. Ondertussen moet voor iedereen duidelijk geworden zijn dat deze herkenning een even grote miskenning was en overduidelijk in functie van een immense weerstand stond. Men kan naïef zijn en stellen dat het toch logisch is dat iedereen op dit gegeven ogenblik, na de uitspraak van de jeugdrechter, onmiddellijk aan een wanhoopsdaad denkt. In deze situatie was dit zeker niet zo en had de subjectieve interpretatie zondermeer de functie een andere waarheid verhuld te houden. Iets mocht zeker niet aan het licht komen en elke interpretatie die dit onbewuste geheim in stand kon houden, was hiervoor welkom. Zoals in het verloop van de kuur met de ouders later overduidelijk werd. De weerstand was enorm en alles was bespreekbaar behalve hun relatie, hun geschiedenis, die met de problemen van hun zoon absoluut niets te maken had. Analytisch luisteren is dan ook iets anders dan het psychologiserend begrijpen van iets. Het is luisteren naar het spreken van het kind en in het bijzonder naar wat niet verteld wordt in de haperingen van zijn verhaal, de aarzelingen, de versprekingen, de opeenvolging van wat verteld wordt, het metaforisch en metonymisch gebruik van de betekenaar, om een andere waarheid te laten verschijnen.
Laten we hier eindigen met te stellen dat de ‘breuken’ van het kind, niet zelden niet alleen het verhaal van het kind vertellen maar vaak ook het verhaal van de ouders. We komen hier verder op terug.
*
* *
Een huis levert natuurlijk nog heel wat andere gevaren op voor een kind. Denken we bijvoorbeeld maar aan de aanwezigheid van allerlei gevaarlijke scheikundige producten, waarvoor op verschillende manieren wordt gewaarschuwd dat men ze buiten het bereik van kinderen moet bewaren. Een ‘ongeluk’ is immers zo rap gebeurd, en kinderen zijn zich van geen gevaren bewust! Zo ook Patrick die er de rest van zijn leven de sporen van draagt. Als klein kind dronk hij een grote hoeveelheid van een bijtend product waardoor zijn slokdarm ernstig werd verbrand. Een jaar lang verbleef hij in het ziekenhuis, de eerste periode vechtend voor zijn leven dat ernstig bedreigd werd. Daarop volgden nog verscheidene jaren waarin hij uitsluitend vloeibaar voedsel kon opnemen en menige operatie moest ondergaan. Vooral het slikken bleef lange tijd een moeilijke beweging. Nu, zovele jaren na dit dramatische gebeuren waardoor zijn gehele kindertijd werd getekend, is Patrick een flink ontwikkelde puber geworden die bij ons in het centrum wordt opgenomen omwille van een aantal vage, moeilijk te definiëren problemen. Er is vooreerst het schoolspijbelen dat vroeger sporadisch nog wel is voorgekomen maar de laatste tijd veel frequenter werd. Patrick ging eigenlijk nog nauwelijks naar school, bleef thuis of bleef in de buurt van het huis rondhangen. Verder waren er op ieuw de slikklachten. Sinds zijn kinderjaren en het ‘accident’ heeft hij daar nog wel eens last van maar de klachten nemen de laatste tijd toe, zonder zich te specifiëren. Ze worden ook meermaals gehanteerd om het schoolspijbelen te verrechtvaardigen. Tot daar de probleemdefiniëring.
Wat niet wordt gezegd, maar vanaf de allereerste sessies onmiddellijk in het oog springt, is een manifeste onrust die zich op verschillende wijzen uit, gaande van opvallende zenuwtics tot een algemene vorm van motorische onrust en zenuwachtigheid. Het gehele klinische beeld blijft echter voor iedereen vaag. In de leefgroep verschijnen na verloop van tijd een aantal karakteristieke gegevens zoals de sterke hunker naar belangstelling waaruit opvoeders met hun ervaring concluderen dat Patrick op dit vlak in zijn opvoeding wel iets moet tekort gekomen zijn. Verder merkt men zoiets op wat wordt benoemd als een soort zelfbeschikkingsdrang. Patrick wil zelf beslissen, betwist de autoriteit van de opvoeders, wil zelf zowat hun positie innemen en macht verwerven, allemaal echter heel latent. Zonder dat dit echt manifest wordt, merkt men een sterk sluimerende agressie, die zich vooral laat aanvoelen in heimelijke sadistische trekjes, stiekem prikjes uitdelen, kwetsen en veel plezier beleven wanneer er tweedracht wordt gezaaid, wanneer er ruzie ontstaat waarvan men altijd wel kan vermoeden dat hij er voor iets tussenzit zonder dit te kunnen bewijzen. Openlijk gedraagt Patrick zich immers vrij onderdanig en gedwee, ietwat passief met een eerder feminien voorkomen. Al de genoemde kentrekken blijven echter vrij redelijk, beheerst en gecontroleerd zodat Patrick in het groepsleven niet echt een opvallende figuur is die voor moeilijkheden zorgt, maar veeleer als een vrij normale jongen wordt ervaren. De ouders zelf brengen weinig of geen klachten aan. Van de onderlinge relaties in het gezin wordt ons voorgehouden dat die vrij goed zijn, zonder noemenswaardige problemen. In onze individuele sessies krijgen we weinig te horen dat op een ernstige problematiek wijst. Op een gegeven moment wordt dan ook de zin en het waarom van de opname in ons centrum in vraag gesteld.
Tot Patrick mij in een sessie vertelt dat er aan die opname een aantal gesprekken met moeder zijn voorafgegaan. In de voorbije maanden had Patrick zijn moeder verschillende malen ondervraagd, tot hij haar een jarenlang verhulde waarheid had doen zeggen, de waarheid namelijk omtrent het overlijden van zijn echte vader, toen hij amper enkele jaren oud was, voor zijn ‘accident’. Door zijn insisterend bevragen van moeder kreeg Patrick nu voor het eerst, in volle puberteit, te horen dat zijn vader geen natuurlijke dood was gestorven maar zich verhangen had. Voor het eerst? Uit de wijze waarop Patrick tewerk ging, bleek duidelijk dat hij reeds lang iets op het spoor was, en haar dwong eindelijk een reeds jaren lang volgehouden leugen achterwege te laten.
Belangrijk hierin voor ons is vooral dat dit door Patrick voor de opname, na zoveel jaren stilzwijgen weer opgerakeld werd, wat reeds heel wat laat vermoeden. De ervaring heeft ons geleerd daar bijzonder alert voor te zijn. Bij dergelijke crisissituaties of ingrijpende gebeurtenissen zoals een plaatsing of een opname wordt dikwijls zoiets gezegd of gedaan, ontsnapt er een zin, duiken plots oude verhalen weer op die reeds lang waren opgeborgen en schijnbaar vergeten waren. Vaak wordt het verband met de problematiek niet gezien of gehoord en wordt dit bij de opname zelfs al niet meer vermeld. Plots verschenen en even vlug weer verdwenen, zoals bekend, daar waar het onbewuste aan het werk is.
Het is ons niet ontsnapt en laat meteen een verband vermoeden tussen dit familiegeheim, of in elk geval het feit dat Patrick daar zo mee begaan is, en de problemen waarvoor hij bij ons werd opgenomen: schoolspijbelen, slikklachten, een vage onrust. De daaropvolgende, moeizame gesprek ken laten druppelsgewijs dan ook het doembeeld van een dreigend herhalingspatroon verschijnen. Enkele jaren na de zelfmoord van zijn vader, nadat Patrick al terug is uit de kliniek en een tijdje met zijn moeder alleen heeft gewoond, huwde zijn moeder voor een tweede maal. Aan die stief- vader hield Patrick een alles behalve prettige herinnering over. Het was een agressieve man die veel dronk, veel ruzie had met zijn moeder en haar sloeg en van wie hijzelf ook slagen kreeg als hij dronken was. Bovenal was het een jaloerse man, jaloers op Patrick die een hinderpaal was in de relatie, waardoor dan ook meerdere bedreigingen werden geuit dat hij uit huis verwijderd zou worden. Er werd gedreigd met een internaat, een streng internaat, een kostschool, een home ... Een toestand die niet zo lang duurde want stiefvader dronk en dronk buitenmatig veel, aan de gevolgen waarvan hij na een paar jaar overleed. Een langzame maar zekere zelf moord dus. En voor Patrick een herhaling.
Na een lang stilzwijgen, waarin een hevige interne tweestrijd werd geleverd, besloot Patrick zijn verhaal met een bekentenis die hij voordien nog nooit aan iemand had durven vertellen. Het overlijden van zijn stief- vader was voor hem een blij moment geweest, een ogenblik van opluchting en bevrijding er eindelijk vanaf te zijn. Bovendien was zijn plaats in huis niet langer meer bedreigd en was hij weer alleen met moeder. “Dieu est mort, alors tout est possible.” Dat het onze kleine libertijn zelf is die de illusie van deze vrijheid — ‘Dieu est mort, plus rien n’est permis” — doorprikt, daarvan getuigt zijn zelfbestraffende act die op dit overlijden volgt. Een tijd later immers moet hij in allerijl opnieuw naar het zieken huis worden gebracht met verstikkingsverschijnselen. Tijdens een maaltijd had hij een te grote portie vlees naar binnen gewurmd die in zijn reeds van kindsaf aan gehavende keel was blijven steken. Het stukje vlees werd verwijderd en een nieuwe operatie volgde kort nadien. Niemand echter die de ware aard van dit gebeuren, als zelfbestraffing op grond van zijn schuldgevoelens, als een daadwerkelijke zelfmoordpoging dus, heeft opgemerkt. En evenmin iemand die het herhalingskarakter van deze daad heeft doorzien, die zoveel jaar later, in een après-coup beweging, de ware betekenis van het zogenaamde accident uit zijn kinderjaren onthult.
Ondertussen is moeder voor een derde maal gehuwd. De huisvesting van het nieuwe koppel heeft geen plaats voor Patrick voorzien die daardoor pendelt tussen grootouders en ouders, een situatie waar hij stilzwijgend onder lijdt, opnieuw immers staat hij in de weg. Maar Patrick houdt zijn gedachten voor zich, er is immers ook geen plaats of ruimte om erover te spreken. En aanvankelijk verloopt alles probleemloos. Tot enkele maanden geleden, met het opnieuw verschijnen van de slikproblemen, het school spijbelen, de vage onrust en uiteindelijk het dwangmatig ondervragen van moeder over de dood van vader. Het is duidelijk dat Patrick iets vreest. Zowel het in de buurt van het huis blijven rondhangen i.p.v. naar school te gaan, zijn dwingend bevragen van moeder, als zijn algemene onrust zijn niets anders dan verschijningsvormen van een angst. Maar angst waar voor? Voor welk dreigend gevaar is zijn angst het signaal?
“Ik had zorgen’, laat Patrick in één van de volgende sessies horen. “Ik had zorgen maar zonder eigenlijk goed te weten waarvoor!” Waarmee hij zelf als puber een fenomenologische beschrijving geeft van de angst. Misschien was hij bezorgd om zijn moeder, vertelt hij later. Moeder had immers de laatste tijd een aantal autoaccidenten gehad en was geregeld ziek geweest. Hij was op die ogenblikken dan ook thuis gebleven om moeder te verzorgen, i.p.v. naar school te gaan.- Waarmee hij zichzelf als een betere minnaar ontpopt voor moeder dan zijn stiefvader. Want moeder had de laatste tijd ook meer klachten over stiefvader, die haar niet goed verzorgde, niet genoeg tijd aan haar besteedde, haar verwaarloosde en in de steek liet. Het leek niet zo goed meer te boteren in de relatie. Maar Patrick liet moeder niet in de steek en verzorgde haar als ze ziek was. Wie denkt dat hiermee het schoolspijbelen opgehelderd is, maakt het zichzelf echter al te gemakkelijk. Want wat Patrick ziet verschijnen, is hem van vroeger reeds bekend. Het overlijden van zijn eerste stiefvader was immers ook voorafgegaan door een periode van ruzie tussen moeder en haar partner, door regelmatige ziektes van moeder en vooral ook door verschil lende kleinere accidenten, kort op mekaar. Waarmee Patrick het onbewuste van de moeder ondervraagt en daarin voldoende signalen vindt om ongerust te zijn. Welk doembeeld van de herhaling duikt hier op? “Misschien was ik nog meer ongerust over mijn hond”, vertelt Patrick nog later. Zijn hond was er immers niet zo goed aan toe, hij ging merkbaar achteruit, vertoonde ziekteverschijnselen en zou misschien wel sterven. Dit zou dan reeds de derde zijn, hij had immers al twee honden gehad en die waren allebei gestorven. Voor wie analytisch luistert, zal ondertussen wel al duidelijk geworden zijn wat hier via de metafoor van de hond wordt gezegd. Dit is trouwens een bekend fenomeen in de kliniek. Op het ogen blik dat een onbewuste waarheid op het punt staat gereveleerd te worden maar nog net niet kan gezegd worden, verschijnt een metafoor, wordt door jongeren dan heel vaak iets gezegd over hun huisdier, of over een vriend, een leraar of een lerares waarna kort nadien uiteindelijk de waarheid kan gezegd en als dusdanig herkend worden. Het lijkt een soort laatste redmiddel van de weerstand en tegelijkertijd een hulpmiddel, een laatste toeloop, een soort trampoline om uiteindelijk de definitieve stap te kunnen zetten.
Wat inderdaad bij Patrick gebeurt, want in de daaropvolgende sessies vertelt hij ons over zijn stiefvader met wie er iets aan de hand is. Er is iets veranderd aan zijn stiefvader, vroeger immers was dat een energieke man, voortdurend in de weer, een actieve man die gezien zijn belangrijke, leiding gevende positie in een bedrijf ook een heel druk leven had. Sinds enkele maanden echter spreekt hij niet meer, zit in zijn vrije tijd de hele dag in zijn zetel, ongeïnteresseerd naar T.V. te kijken, heeft alle vroegere activiteiten en hobby’s laten vallen, is volkomen futloos, zit te piekeren en verliest daarbij de belangstelling voor wat rondom hem gebeurt, m.a.w. het beeld van een neerslachtig, depressieve man. Het spookbeeld van de herhaling, de vrees voor een derde zelfmoord waarvoor in de omgeving zoveel bekende signalen aanwezig zijn, maakt meteen duidelijk vanwaar die angst bij Patrick komt.
We besluiten hiermee het klinische materiaal om tot enkele conclusies te komen.
Blijven we hiervoor vooreerst even bij Patrick zelf. Moeder die regelmatig ziek wordt, meerdere accidenten heeft op korte tijd, en stiefvader die plots helemaal verandert, van een actief naar een futloos, depressief man, het zijn voor Patrick allemaal ingrediënten van een gekend scenario, vanuit het verleden te beschouwen als de onheilspellende voor- tekenen van een naderend drama. Redenen te over dus om angstig te zijn. Bovendien gaat Patrick hierin niet vrijuit. Hoewel hij de huidige stiefvader wel een sympathieke man vindt, wordt die positieve relatie overschaduwd door zijn ongenoegen, gezien hij diegene is waardoor Patrick zijn plaats in huis verliest, zowel letterlijk gezien hij bij de grootouders moet gaan slapen, als metaforisch in relatie met moeder met wie hij liefst alleen zou zijn. Een agressie en een onderliggende rivaliteit die in verschillende zaken tot uiting komt. We verwijzen bijvoorbeeld naar wat overdrachtelijk bij ons in de leefgroep verschijnt: het betwisten van de plaats en het gezag van de leider, de sluimerende agressie, het sadistische genoegen aan het zaaien van tweedracht en ruzie. Maar tevens verwijzen we ook naar de manier waarop hij zich de betere toont in het verzorgen van moeder, waarvoor hij zelfs school verzuimt. Tegenover deze onbewuste wensen waarbij hij de stiefvader liefst ziet verdwijnen, verschijnt de angst als signaal wanneer het gevaar voor een derde zelfmoord effectief reëel wordt. De opname in onze instelling krijgt hierdoor voor Patrick een duidelijke functie, als beveiliging. Beveiliging tegen de eigen verlangens, maar ook als een soort alibi. Zoals een misdadiger vrij blijft van alle schuld als hij over een goed alibi beschikt, zo zal Patrick, als er dan toch een drama plaatsgrijpt, er ditmaal in elk geval niet bij betrokken zijn, want hij zit ver uit de buurt. Maar verder ook als een beveiliging tegen zichzelf. Uit de analyse blijkt immers dat Patrick in het verleden op de beide vorige drama’s met enorme schuldgevoelens heeft gereageerd die telkens zijn ontaard in regelrechte zelfmoordpogingen. We verwijzen naar het drinken van het product, tijdens de kinderjaren, met het bijna fatale effect en naar de dreigende verstikking na het overlijden van de eerste stiefvader. Een gevaar dat zich nu opnieuw aandient, getuige het weer verschijnen van de slikklachten. Dat hierbij de orale zone, de mond, de keel, het ademhalingsapparaat telkens centraal staat, houdt ongetwijfeld verband met een identificatie met de echte vader die zich heeft opgehangen.
Voor zijn opname in ons centrum was er ook reeds zoiets als een beveiliging aanwezig in het gedrag van Patrick. Het schoolspijbelen leek o.a. een dergelijke functie te hebben. Als moeder niet ziek was en hij dus niet bij haar bleef om haar te verzorgen, bleef Patrick immers tijdens zijn spijbelen in de buurt van het huis rondcirkelen. Hij was er duidelijk niet gerust in en bleef a.h.w. in de buurt om te controleren, om alsnog een herhaling te kunnen afwenden of voorkomen indien nodig. De gehele problematiek vereist echter nog een andere lectuur waarin we de symptomen van Patrick moeten zien als een ondervraging van het verlangen van de moeder. Wat wil moeder eigenlijk wanneer ze telkens opnieuw huwt met een partner die zich korte tijd later van het leven beneemt? Welk luguber verlangen van de moeder verschijnt daar en waar vindt dit in haar onbewuste zijn oorsprong? We kunnen hierbij niet anders dan verwijzen naar Freud wanneer hij, precies ter illustratie van de herhalingsdwang in Jenseits des Lustprinzips het geval beschrijft van de vrouw waarvan de drie opeenvolgende echtgenoten ziek vallen kort nadat zij hun huwt en daarbij verwijst naar La Jerusalem délivrée van Le Tasse waarin de held Tancrède tot tweemaal toe zijn welbeminde Clorinde vermoordt, zonder het te weten. Die herhaling van het noodlot, de eeuwige terugkeer van hetzelfde in de verhouding van de moeder tot haar mannen wordt in de symptomen van haar kind gereveleerd en in vraag gesteld. Denken we maar aan de manier waarop Patrick een aantal verschijnselen bij de moeder, haar accidenten, haar ziek zijn, terecht ervaart en vertaalt als formaties van het onbewuste en interpreteert als de voorbodes van een nieuwe herhaling. Onuitgesproken houden ze meteen ook de vraag naar de verantwoordelijkheid van de moeder in. Wat is in dit alles haar aandeel, haar verlangen?
Het is van daaruit dan ook begrijpelijk dat zij de symptomen van haar kind niet begrijpt, maar ook niet wil begrijpen. Noch het feit dat het accident absoluut geen accident was, zelfs niet als het zich nog een tweede keer voordoet en een derde keer dreigt te geschieden, noch de samenhang met de zich herhalende zelfmoord en haar relatiepatroon. Zelfs niet als Patrick er haar werkelijk met de neus opduwt door insisterend op de zelfmoord van zijn vader aan te dringen en zo duidelijk te maken welk gevaar er dreigt en waar zijn symptomen de vertaling van zijn. Ze wil er duidelijk niets van weten. Moeder zal dan ook zeer tevreden zijn met het vertoon van het ‘Reuzenhuis’, waar met zoveel klem wordt gewezen op de gevaren van al die producten in huis en hoe men er zich kan tegen beschermen. Hooguit kan ze zich nog schuldig voelen dat ze die producten niet beter verborgen heeft voor haar kind. Voor de rest kan alles worden toegedekt en hoeft er verder niets ondervraagd.
Die ondervraging van het verlangen van de moeder houdt uiteraard nog een ander aspect in dat vooral voor Patrick een luguber en onheilspellend karakter heeft. Want wat is dan zijn plaats dan in het verlangen van de moeder? Partner zijn van de moeder is een dodelijk lot. Als het partner zijn van moeder een zekere zelfmoord betekent, wat betekent dit dan voor zijn lot? Een verschrikkelijk dilemma dat in heel de problematiek van Patrick overduidelijk tevoorschijn komt. Een mannelijke identificatie met de vader impliceert de dood, een identificatie die in zijn eigen herhaalde zelfmoordpogingen tot uiting komt, waar we daarnet reeds naar verwezen. Waarbij de plaatsing in ons centrum voor Patrick evengoed een vlucht is voor de moeder en haar dodelijke betekenis voor Patrick als man. In verschillende opzichten zagen we bij Patrick dan ook een terugdeinzen voor een mannelijke identificatie en een manifest veeleer feminiene opstelling. Vrouw-zijn is veel minder gevaarlijk dan man-zijn, wat zoveel betekent als dood zijn. Wat Patrick in zijn woorden vertaalt als dat moeder een veel betere relatie heeft met zijn zusje, die trouwens ook weinig of geen problemen heeft. Het is lang niet zo bedreigend een meisje te zijn in deze familie waardoor we dan ook een duidelijke verdringing zien van het mannelijke ten voordele van de vrouwelijke identificatietrekken in de uiterlijke verschijning van Patrick.
*
* *
In een huis bevindt zich natuurlijk ook zeer veel materiaal dat voor kinderen levensgevaarlijk kan zijn. Het alaam van vader bijvoorbeeld is zeer in trek bij kinderen maar wordt door het risico op erge verwondingen best zover mogelijk uit hun buurt gehouden. Zo heeft Peter daar ook geen goede herinneringen aan. In een bepaalde sessie duikt immers de herinnering op aan een periode in zijn leven waarin hem het ene na het andere ongeluk overkwam met het werkmateriaal van vader. Eerst verschijnt de herinnering waarop hij zich hard en pijnlijk op de vingers sloeg met vaders hamer en daarop volgend verschillende andere accidenten van gelijke aard, allemaal in een korte tijd op elkaar volgend. Men kan zich bij een dergelijk verhaal tevreden stellen met de pedagogische raad om kinderen niet met dergelijk materiaal te laten omgaan zoals het ‘Reuzenhuis’ bijvoor beeld zou doen. Hiermee gaat men echter aan de ware boodschap van dit verhaal voorbij, want Peter vertelt ons iets helemaal anders dan dit. Het moment waarop die herinneringen verschijnen, is immers lang niet zo toevallig. In de sessies die eraan vooraf gingen, had Peter ons uitvoerig onderhouden over de accidenten die zijn klein broertje bijna overkomen waren door zijn schuld. Zo had hij zijn broertje bijna eens de benen afgemaaid met de elektrische grasmachine. Een andere keer had hij datzelfde broertje bijna een schedelbreuk geklopt door hardhandig de deur dicht te slaan net op het ogenblik dat deze kwam aanrennen. Maar dat was allemaal dat broertje zijn schuld want die kleine kinderen zijn ergerlijk en lopen overal in de weg waar ze niet moeten zijn. Uit het hele verhaal was duidelijk zijn agressie t.a.v. die kleine nieuwkomer verschenen, wiens geboorte een belangrijke rol speelt in Peters problematiek. Dat zijn agressie echter niet zonder schuldgevoelens bleef, blijkt precies uit het feit dat Peter in de volgende sessies over zijn eigen ongelukken begint te spreken die hierdoor hun zelfbestraffende functie onthullen en dus lang niet meer als toevallige accidenten kunnen beschouwd worden. Het wordt nog duidelijker wanneer Peter na verloop van tijd dan zelf ontdekt waar die reeks van ongelukken eigenlijk begonnen was. Het allereerste accident was gebeurd precies op de dag dat hij voor het eerst zijn moeder mocht gaan bezoeken in de kliniek waar ze van zijn klein broertje bevallen was. Bij het binnenkomen in het kliniek had hij zelf zijn vingers tussen de deur gestoken, waarbij een vingernagel later door de dokter moest verwijderd worden. Een verhaal dat voor zich spreekt, tenminste als men er wil naar luisteren. Trouwens het feit dat Peter in de daarop volgende periode met allerhande materiaal van vader begint te werken, is verre van toevallig. Peter, gekwetst in zijn narcisme door de geboorte van het kind, dat bovendien dan nog een kind van de vader is, wil zelf de vader zijn en begint in een identificatie met de vader opvallend met diens materiaal te werken.
Zulliger (Umgang mit dem kindlichen Gewissen, Ernst Klett Verlag, Stuttgart, 1953, pp. 44)
vertelt het verhaal van een elfjarige jongen die zijn seksuele onderzoeksdrang bevredigt bij zijn driejarig zusje aan de hand van allerlei seksuele spelletjes en betastingen. Als dat zelfde zusje enige tijd later sterft aan een ziekte voelt de jongen zich voor die dood verantwoordelijk. Hij schrijft de dood toe aan zijn seksuele handelingen. Hij vervalt in een zware depressie en uit zelfmoordgedachten, die hij ook pars pro toto doorvoert. Hij snijdt zichzelf aan de vleesmolen in huis de rechter wijsvinger af, de schuldige vinger.
*
* *
Elektrische apparaten zijn een ander voorbeeld van voor kinderen zeer gevaarlijke toestellen waar menig accident mee gebeurt. Niet alleen het gevaar voor verwonding maar vooral het elektrocutiegevaar. Het gebeurt niet zelden bij ons in de instelling dat een jongen door zijn geknoei met de elektriciteit een kortsluiting veroorzaakt, met alle gevaren vandien. Zo bijvoorbeeld Jan die bijna een drama veroorzaakt wanneer hij één stuk van een elektrisch snoer dat op de leiding is aangesloten in zijn lavabo legt, met de bedoeling die met water te vullen, en het andere deel verbindt aan de klink van zijn deur in de verwachting dat zijn opvoeder binnenkort die deurklink zal vastnemen. Hij doelt op wraak tegen die opvoeder die hem kort voordien iets had ontzegd. Een wraakneming met een overdrachtelijk karakter want een tijdje terug was hij zwaar ontgoocheld door zijn vader met wie hij op voet van oorlog leefde.
Rudy veroorzaakt op zijn beurt een kortsluiting door het gebruik van een recorder waarvan het snoer stuk blijkt te zijn. Schijnbaar toevallig, maar wanneer we moeten vaststellen dat op enkele dagen tijd verschillende toestellen sneuvelen door zijn toedoen blijkt het lang niet zo toevallig te zijn. Thuis heeft hij een andere recorder stukgemaakt, de adapter van zijn pas gekregen synthesizer is ook al stuk, en nu bij ons de geschiedenis met de recorder en het snoer. De hypothese van het toeval verdwijnt helemaal wanneer er in de volgende sessies over gesproken wordt. Rudy is woedend op zijn vader omdat hij gehoord heeft dat hij volgend jaar op internaat moet in plaats van naar huis te komen. Heel de situatie komt onverwacht, want de relatie tussen Rudy en vader was wonderbaarlijk verbeterd de laatste weken. Rudy was bij ons opgenomen precies omwille van de erg verstoorde relatie met vader die dreigde te ontaarden in fysiek geweld met ernstige gevolgen. Doorheen het verblijf van Rudy bij ons, de tijdelijke verwijdering, de gesprekken met hem en de ouders was die relatie met vader eigenlijk vrij vlug gewijzigd. Vader en zoon hadden elkaar terug gevonden. Een spoedige terugkeer naar huis lag in het verschiet. En dan plots dit. Na enige tijd werd echter duidelijk dat moeder hierin de hand had. Zij was het die Rudy een aantal zaken had ingefluisterd, waaronder de plaatsing op internaat, waarbij ze haar woorden in de mond van vader legde. Waardoor de relatie ogenblikkelijk opnieuw verstoord was. De stoornis in de relatie tussen vader en zoon had in dit gezin een duidelijke functie. De verbetering hierin werd door moeder niet verdragen en als dusdanig dan ook verhinderd of opnieuw teniet gedaan. Om haar eigen neurose symptoomvrij te houden en de relatie met haar man alsnog te behouden, moest Rudy ziek zijn en op voet van oorlog leven met zijn vader. Dit zijn de gevaren van het ouderlijke ‘Reuzenhuis’ waar men in de kliniek met jongeren dagelijks mee te maken krijgt. Tot slot is er natuurlijk nog het grote gevaar voor vuur. Kinderen spelen graag met vuur en een accident is vlug veroorzaakt. Accidenten met dramatische gevolgen zoals huisbranden, gasexplosies en dergelijke komen vaak in de pers en meer dan eens is er een kinderhand in het spel. Zo had Hafid onlangs een gasfles opengedraaid en die open achtergelaten. Gelukkig had zijn vader het na enige tijd opgemerkt, zoniet waren de gevolgen niet te overzien geweest. Dit was eigenlijk maar een bijkomstig gegeven dat door de vader werd aangehaald bij de opname van Hafid, om ons van het onverantwoorde gedrag van zijn zoon te overtuigen. De echte reden waarom vader zijn zoon liet opnemen had eerder te maken met het school spijbelen en enkele gelddiefstallen. Toch kon dit ‘incident’ niet aan onze aandacht ontsnappen, vooral wanneer in onze gesprekken met deze jongen tot uiting kwam dat dit helemaal geen éénmalig, doch wel een zich herhalend gebeuren betrof. Vorig jaar nog waren er bange momenten geweest in het gezin naar aanleiding van zijn gevaarlijk experimenteren met een gasboiler. En nog vroeger was tengevolge van zijn ‘spelen’ met vuur een deel van het huis effectief afgebrand.
Die huisbrand werd verklaard als het gevolg van zijn kinderlijke onvoorzichtigheid maar in onze gesprekken daaromtrent verscheen een andere waarheid. In zijn beschrijving van de situatie vielen een aantal zaken op. Aanvankelijk klonk het verhaal dat Hafid die avond op zijn kamer had doorgebracht en per ongeluk een lucifer, die blijkbaar nog niet gedoofd was, in de vuilbak had gegooid die een tijd later was beginnen branden, met de gekende gevolgen.
Uit het verder spreken bleek dat Hafid niet vrijwillig op zijn kamer zat die avond, zoals hij eerst had beweerd, maar eigenlijk door vader naar zijn kamer was gestuurd. Er waren vrienden voor zijn ouders op bezoek en de volwassenen wilden alleen zijn. Hafid nam het zijn vader bijzonder kwalijk om als een ‘klein kind’ behandeld te worden. Hij was woedend op vader en geleidelijk aan werd duidelijk dat de brandende lucifer absoluut geen toeval was geweest, dan wel een uiting van zijn woede, een vergeldingsmaatregel. Wat slechts kon gezegd worden na een lange omweg over een reeks andere ‘vergeldingsacties’ die Hafid t.o.v. vader had gepleegd in het verleden. Een muurkast was losgerukt en het materiaal erin vernietigd, een bloembak was vanop het ba]kon naar beneden geduwd en alles werd achteraf verklaard als een ‘ongeluk’.
Maar kleine details in het spreken lieten aanvoelen dat het verhaal hiermee nog lang niet ten einde was. De echte woede vond ergens anders zijn oorsprong. Hafid was die avond immers niet zomaar op zijn kamer gebleven zoals vader dat had gewenst. Zoals hij wel vaker deed, was hij ongemerkt naar beneden geslopen om de volwassenen achter de deur ‘af te luisteren’. Een curiositeit die verder in de kuur voortdurend opnieuw zou verschijnen en zijn oorsprong vinden in een seksuele onderzoeksdwang. Hafid had die avond in het gesprek tussen de volwassenen iets gehoord wat hem woedend had gemaakt. Wat dat echter geweest was, was ten prooi gevallen aan de verdringing. Hij kon het zich helemaal niet meer herinneren. In het verder verloop van de kuur kon dit wel gereconstrueerd worden. Zeker wanneer de herhaling van de verschillende vuur- en gasexperimenten in de tijd konden gesitueerd worden en daarbij een in het oog springende samenhang onthulden met de verschillende opeenvolgende zwangerschappen van moeder. Wanneer verder ook nog duidelijk werd dat de brandstichting en de paniek die daardoor ontstond, voor moeder een miskraam tot gevolg had, weten we dat het precies die zwangerschap is die in het gesprek met de vrienden was aangekondigd en de woede van Hafid had veroorzaakt.
De vernielende brandstichting en de dreigende gasexplosies laten zich vertalen als een ware aanslag op de vader. De relatie met zijn vader, die Hafid overigens heel graag zag, werd reeds lange tijd doorkruist door een ongekende agressie, zeker nadat vader, met wie Hafid het grootste deel van zijn kinderjaren alleen had gewoond, huwde met een veel jongere vrouw toen Hafid reeds een puber was. Een vrouw waaraan hij zich heel sterk hechtte, waarbij de liefde trouwens wederkerig was, maar Hafid in een moeilijke en een verdrongen, onbewust rivaliserende positie bracht t.a.v. zijn vader. Verdringing die bij elke nieuwe zwangerschap faalde met de terugkeer van het verdrongene onder de vorm van een manifest symptoom gedrag. Er is uiteraard niet alleen de aanslag op vader die verschijnt in de symptomen. Er is tevens de woede t.a.v. de stiefmoeder in wie hij zich bedrogen voelt, de jaloezie t.a.v. de nieuwkomelingen die hem van een plaats beroven. Maar naast deze agressieve componenten laat zich uit de symptomen een duidelijk seksueel verlangen vertalen. Niet alleen in het brandstichten maar tevens in begeleidende symptomen, waaronder een aantal delinquente feiten zoals diefstal, maar heel in het bijzonder ook een seksueel delict. In dezelfde periode als de brandstichting randt Hafid ook een meisje aan. Een ‘passage l’acte’ die zeer veel verheldert. En onbewust voelt vader ook duidelijk aan wat de onbewuste verlangens van zijn zoon zijn. Vader vermeldt immers een vage angst om zijn zoon weer in huis te nemen en verwijst hierbij vooral naar zijn vrouw. Hij is er niet gerust in, een onrust die hij eigenlijk niet kan thuisbrengen maar die hem er toch toe aanzet zijn vrouw te waarschuwen: mocht er iets gebeuren dan moet ze zich met een mes verdedigen. Ondertussen laat Hafid gedurende zijn verblijf bij ons in de leefgroep, zijn verlangen duidelijk blijken. Na enige tijd werpt hij zich immers met een immense energie op het tekenen. Niet alleen een verborgen talent komt hiermee tot uiting, maar tevens vindt zijn verlangen hiermee de weg van de sublimatie. Gepassioneerd tekent hij baby’s: slapende baby’s, liggende baby’s, kinderhoofdjes enz. ... die hij tijdens de bezoeken ... aan zijn moeder schenkt. Een verdere uitbouw van dit kanaal, via tekenschool of iets dergelijks, vormde dan uiteraard een belangrijk deel van ons advies.
Brandstichting is een frequent voorkomend symptoom bij de jongeren die in ons centrum worden opgenomen. Het gaat daarbij uiteraard nooit om een ‘ongeluk’, ook al verschijnt het soms zo of wordt het door de omgeving als dusdanig geïnterpreteerd. Het is een zo vaak voorkomend fenomeen dat het eigenlijk een onderwerp is dat een aparte studie vereist en ons artikel nu te buiten gaat. Een opvallend detail dat we hierbij nog willen aanhalen en de moeite van een verdere uitwerking zou lonen, is de frequente samenhang van vuur en kledij. Niet zelden immers merken we op dat het kledij is die in brand gestoken wordt, wat dan uit de hand loopt. Het in brand steken wordt dan voorafgegaan door een duidelijk seksuele act waarbij de kledij centraal staat. Bart bijvoorbeeld steekt de lingerie van moeder in brand in de badkamer. Kurt houdt op de zolder verkleedpartijtjes waarna hij de kledij in brand steekt.
*
* *
We hebben vanuit onze klinische ervaring willen reageren tegen die, niet alleen bijzonder simplistische maar bovendien ook erg gevaarlijke manier van omgaan met kinderen en hun ongelukken. Het is onthutsend te moeten vaststellen dat een wetenschapper met al die ervaring, die inderdaad haar wachtkamer gevuld ziet met al die kinderen en hun ongelukken, blijkbaar na zoveel jaren nog steeds niets heeft gezien, noch gehoord. Wanneer men in de kliniek werkt staat men effectief soms versteld hoeveel ongelukken er met kinderen gebeuren. Wanneer men echter luistert, hoort men hoe weinig van deze ongelukken echt ongelukken zijn. We willen ons hier niet ontpoppen als een fervente Groddeck-aanhanger (Het boek van het Es, Amsterdam, de Arbeiderspers, 1978) en elk ongeluk, elke breuk, elke verwonding en elke ziekte op rekening van het ‘ES’ schrijven. Desondanks moeten wij telkens opnieuw vaststellen dat vele van deze ‘ongevallen’ in het spreken gedurende de kuur hun plaats en betekenis krijgen in de geschiedenis van het subject. Alleen door en in het spreken van het subject zelf kan een waarheid verschijnen die beslissend is om uit te maken of een ongeluk al dan niet door het onbewuste is gedetermineerd. Meestal is hiervoor geen ellenlange kuur nodig, op enkele sessies kan bij jongeren, bij wie alles nog niet door verschillende lagen en jarenlange herwerkingen en vervormingen is bedekt en onherkenbaar gemaakt, reeds veel verschijnen waar een geoefend oor veel kan uit horen. Tenminste als men wil luisteren.
De herhaling is hierbij een zelden falende indicatie. Een ongeval, door het onbewuste gedetermineerd, komt nooit alleen. Er zijn er minstens twee en vaak een hele reeks die elkaar opvolgen, waarbij het ene naar het andere verwijst, zoals een betekenaar verwijst naar een andere betekenaar. We hebben die herhalingsreeksen in onze gevalsfragmenten overvloedig geïllustreerd. Dit is meteen ook het lugubere aspect van deze ongevallen. Zij stoppen niet zich te herhalen en worden vaak steeds dramatischer. Een reeks waar slechts een eind aan komt wanneer, wat niet gezegd kon worden zonder ooit op te houden van zich doorheen de breuken, verwondingen, branden enz. ... te zeggen, terug in het woord wordt gebracht en een andere waarheid verschijnt: een gecamoufleerde vergeldingsmaatregel, zoals een aantal van onze gevalsstudies aantonen, een wraakreactie op grond van een ervaren subjectieve vernedering of nederlaag die telkens opnieuw slechts in het register van het oedipale zijn ware oorsprong kan vinden. Heel vaak gaat het bij die ongevallen om allerlei vormen van zelfverwonding of zelfbestraffing op grond van onbewuste schuldgevoelens. Dat gaat van kleine, banale verwondingen, over heel ernstige verminkingen tot daadwerkelijke zelfmoordpogingen.
We willen bij dit laatste trouwens even blijven stilstaan. Na een aantal jaren ervaring moeten wij vaststellen dat zelfmoordpogingen bij jonge kinderen een heel frequent voorkomend fenomeen is. Met de daarbij horende vaststelling dat dit als dusdanig maar heel zelden wordt erkend en gediagnosticeerd. Men lijkt er blind voor te zijn. Zelden of nooit vinden wij in vroegere verslagen uit de kinderjaren van de pubers en adolescenten die in onze instelling komen het woord zelfmoord of zelfmoordpoging terug, laat staan de diagnose. En dit terwijl het soms onmiskenbaar is. Het wordt niet gezien, noch erkend, zowel door de ouders zelf als door ver schillende deskundigen die het kind in begeleiding hadden of hebben. Bovendien moeten we ervaren dat wanneer we zelf deze diagnose of interpretatie stellen, daarbij telkens opnieuw door de toehoorders worden onthaald op een, uit eerbied vaak verzwegen maar juist daardoor nog duidelijker wordend ongeloof, of minstens een algemeen vaag onbehagen. Het wordt dus niet alleen niet erkend maar bovendien wordt er ook liever over gezwegen. Men wil ook daar liefst niets van weten en de amnesie in stand houden. Wat nog steeds dezelfde reactie is als, nu al bijna een eeuw geleden, de manier waarop Freud zijn ontdekking van de infantiele seksualiteit werd onthaald. Seksualiteit en dood, ze worden beiden ontkend bij het kind.
Zoals gezegd, alleen door en in het spreken van het kind kan een waarheid omtrent die ongevallen verschijnen, wanneer men ze als talige fenomenen beschouwt. Waarbij men het onderscheid tussen de verschillende registers van het Reële, het Symbolische en het Imaginaire niet mag verwaarlozen. De inspirator van het ‘Reuzenhuis’ lijkt ervan overtuigd dat, wil ze iets van die kinderwereld onthullen, zij daarvoor moet ingrijpen in de realiteit en daar allerlei reële vervormingen moet aanbrengen. Zo bouwt ze dus een ‘Reuzenhuis’ waarin alle afmetingen worden veranderd. Ze verliest daarbij uit het oog dat, wil men toegang krijgen tot de wereld van het onbewuste, dit alleen maar kan door de talige vervormingen die verschijnen in het spreken van het kind, het talige spel van metonymie en metafoor in het register van het Symbolische, waarlangs de ongelukken spreken en hun waarheid vertellen.
Dat die waarheid het kind zelf soms ver overschrijdt en het verhaal van de ouders vertelt, eventueel van verschillende generaties is hopelijk vol doende duidelijk gemaakt in de klinische fragmenten. Ouders hebben dan ook alle redenen om het onbewuste, subjectieve karakter van de ongeluk ken van hun kind niet te zien. Niet zelden stellen zij immers hun geschiedenis, hun verlangen in vraag. In het bijzonder dan steeds opnieuw wat eruit weggelaten of weggemoffeld is geworden. In die zin is heel die voorlichtingscampagne met dat ‘Reuzenhuis’ een ergerlijke en tevens gevaarlijke bedoening. Het dient alleen en uitsluitend een collectieve weerstand, een collectief ignoreren. Ouders kunnen weer gerust zijn, schuldgevoelens kunnen gesust worden, een waarheid blijft veilig opgeborgen en er hoeft niets bevraagd te worden. Hooguit kan iedereen plichtsbewust zijn huis wat veiliger maken en het minste wat we kunnen hopen is dat de faalhandelingen die hierbij optreden een opening zouden vormen waarlangs iets anders opnieuw zou kunnen verschijnen.
Als de voorstelling van het ‘Reuzenhuis’ bovendien ook nog het pragmatisch doel heeft om als preventieve voorlichtingscampagne ‘kostenbesparend’ te werken, dan hoop ik dat uit mijn tekst voldoende gebleken is dat dit doel absoluut niet zal bereikt worden. Integendeel. De herhaling wordt geenszins doorbroken maar precies door dit collectief ignoreren genoodzaakt zich verder te zetten, wat inderdaad voor de staat een zware kost is. Een zekere kennis van het analytisch discours daartegenover, de mogelijkheid tot luisteren en het als dusdanig vlug onderkennen van die ‘ongevallen’ waar het onbewuste spreekt, zou ons inziens heel wat meer kosten besparen. Cynisch genoeg wordt juist in dergelijke kringen steeds gesteld dat psychoanalyse ... duur is!
Zinvoller ware misschien geweest dat de pediater zich de vraag had gesteld waar haar schuldgevoelens, waardoor zij “overmand raakte bij de confrontatie met de eindeloze reeks breuken, brandwonden, gevallen van elektrocutie en andere vormen van onheil die elke dag haar wachtkamer vulden! ‘, hun oorsprong vonden. Misschien door die ‘andere vormen van onheil’, zoals het onbewuste en zijn waarheid, waar ze in elk geval niets wil van weten?
Geen opmerkingen:
Een reactie posten